Giardia bij honden en katten

Introductie

Als je (jonge) hond of kat diarree krijgt, kan dat allerlei oorzaken hebben. Je kunt denken aan voedselovergevoeligheid, een maagdarmvirus, een slechte bacterie of een darmparasiet. Giardia valt onder die laatste groep. Het is een hele kleine darmparasiet die je overal ter wereld kan vinden. Er zijn veel verschillende soorten en ondersoorten, die meestal maar een paar of een enkele diersoort kunnen infecteren. Daardoor kunnen besmette honden en katten elkaar in de regel niet besmetten, maar in sommige gevallen gebeurt dat toch wel. En in een heel enkel geval kan de parasiet zelfs over gaan op de mens.

De Giardia parasiet ziet er best grappig uit: deze heeft meerdere staartjes en lijkt twee oogjes te hebben. Met de zweepstaartjes kan hij zich voortbewegen in de darmen van een dier. Zo’n volwassen, bewegende Giardia parasiet kan alleen overleven in de darmen van een hond of kat. Om ook buiten de hond en kat te kunnen overleven, gaat hij in een blaasje het dier uit, samen met de ontlasting. Zo kan hij heel lang besmettelijk blijven, vooral als de omgeving nat en koud is. Bij hogere temperaturen en een droog klimaat drogen de blaasjes wel sneller uit.

Besmetting

De bewegende Giardia parasieten komen ook wel eens met de ontlasting naar buiten, maar die zullen niet voor de meeste besmettingen zorgen. Dat doen de blaasjes voornamelijk; deze kunnen dus lang overleven. Ze worden ook uitgescheiden met de ontlasting.

Een onderzoek uit de Verenigde Staten laat zien dat 5 tot 15% van de katten of honden besmet is met Giardia. Dit betreft vooral jongere dieren, die nog geen 6 maanden oud zijn. Asielen zijn ook beruchte plekken als het gaat om Giardia. Daar zitten zoveel dieren bij elkaar dat deze parasiet erg makkelijk rond kan gaan en Giardia is sowieso heel besmettelijk. Goede hygiëne is daar dus nog belangrijker.

Een dier dat besmet is met Giardia, wordt niet altijd ziek. Slechts de helft van de dieren krijgt diarree. De andere helft kan dus onopgemerkt besmet zijn en ook de parasiet doorgeven. De meest voorkomende route van besmetting is via het eten van voer of het drinken van water door de hond of kat waarin de blaasjes zitten. Elk blaasje bevat twee Giardia parasietjes en deze breken eruit als ze in het maagdarmkanaal terecht komen. Ze zijn dan nog niet helemaal volwassen, eerst groeien ze nog even. Ze zwemmen daarna wat rond of hechten zich aan de darmwand. Wat ze daarna doen, is heel bijzonder. Een volwassen parasietje kan zich in tweeën splitsen waardoor er steeds meer van komen. Voordat ze de darm verlaten, gaan twee parasieten in een blaasje zitten. Dit blaasje wordt uitgepoept en kan weer andere dieren besmetten (of weer hetzelfde dier).

Hoe de parasieten er precies voor zorgen dat een hond of kat ziek wordt, weten we nog niet. Een theorie is dat ze giftige stoffen maken, de darmflora verstoren en ontsteking opwekken. De darm is dan slechter in staat om voedingsstoffen op te nemen, waardoor diarree ontstaat.

Symptomen

De helft van de besmette dieren heeft dus geen symptomen. De andere helft (voornamelijk de jongere dieren) laat de volgende verschijnselen zien:

  • Buikpijn: deze kan variëren van mild tot ernstige krampen
  • Diarree: meestal brijig tot waterdun, erg stinkend, slijmerig en soms een beetje vettig en er kan wat bloed bij zitten
  • Afvallen: vooral als een dier voor langere tijd ziek is
  • Mottige vacht en een ziekelijke indruk

Meestal hebben ze geen koorts!

Diagnose

Als een hond of kat ziek wordt en diarree krijgt, heeft deze dus mogelijk Giardia. Een dierenarts kan vaststellen of dat ook echt zo is, of dat er wat anders aan de hand is. Hij of zij wil eerst graag weten wat de hond of kat voor symptomen laat zien en voert daarna een lichamelijk onderzoek uit. Hierbij is het belangrijk dat de buik goed gevoeld wordt. Een hond of kat met Giardia heeft vaak buikpijn, waardoor deze de buikspieren zal aanspannen of zal piepen als de dierenarts met de handen in de buik drukt. Ook kan er veel gas in de darmen zitten en voelt de buik erg bol aan. Ook kunnen de darmgeluiden veel informatie geven; met de stethoscoop zijn deze te beluisteren.

Met dit onderzoek is nog niet met zekerheid te zeggen wat er aan de hand is. De dierenarts weet dan wel in welke richting hij of zij moet denken. Uit bloedonderzoek of een röntgenfoto komen meestal geen duidelijke afwijkingen naar voren waardoor een dierenarts meteen aan Giardia zou denken. Het beste wat er gedaan kan worden bij een verdenking op Giardia, is een ontlastingsonderzoek. Met een sneltest op een beetje ontlasting kan er binnen 10 minuten meer duidelijkheid zijn over waarom de hond of kat diarree heeft. Om hier de meest betrouwbare uitslag uit te krijgen, moet er over 3 dagen ontlasting verzameld worden. De Giardia parasieten worden namelijk niet elke keer in dezelfde hoeveelheden uitgescheiden als een dier poept, waardoor de parasiet gemist kan worden als de test op maar één ontlastingsmonster wordt uitgevoerd.

Er bestaan ook nog andere testen, zoals microscopie en een PCR-test. Bij microscopie wordt een ontlastingsmonster onder de microscoop bekeken; hierbij kan de parasiet wel makkelijk gemist worden. Een PCR-test wordt ook op ontlasting uitgevoerd en hiermee is het DNA van een Giardia parasiet te meten. Die test is erg gevoelig, omdat de parasiet hiervoor niet meer intact hoeft te zijn.

Behandeling

Als een hond of kat besmet is met Giardia en er ziek van is, is het noodzakelijk om te behandelen. Het dier raakt de parasiet namelijk niet vanzelf kwijt. Ook bij dieren die geen verschijnselen hebben, kan ervoor gekozen worden om te behandelen. Bijvoorbeeld omdat dieren in hun omgeving besmet en ziek zijn (en zijzelf waarschijnlijk zeer binnenkort alsnog verschijnselen krijgen) of om te voorkomen dat ze andere dieren besmetten. Tijdens de behandeling moet de diarree gestopt worden en moeten de parasieten doodgemaakt worden. Dat kan nog best wel eens lastig zijn. De parasietjes kunnen heel sterk zijn of er kunnen andere infecties bij gekomen zijn; van andere parasieten of van bacteriën. Er zijn meerdere medicijnen beschikbaar om de infectie(s) te bestrijden, en soms moet er eerst een paar geprobeerd worden of combinaties van medicijnen gegeven worden, voordat een dier helemaal beter is.

Ondersteunend kan vezelrijke voeding gegeven worden en er zijn medicijnen die de ontlasting wat indikken, waardoor een dier minder snel uitdroogt en afvalt. Soms is een dier zo uitgedroogd, dat deze een infuus nodig heeft. Dit komt vooral voor bij hele jonge, hele zieke dieren.

Alle dieren waarmee een besmette hond of kat contact heeft of samen mee in één huis woont, moeten tegelijk behandeld worden. Anders raakt er steeds een ander besmet, die weer een bron van infectie is voor de andere dieren. Een hond of kat wordt niet immuun tegen Giardia en dus kunnen ze steeds opnieuw besmet raken. Ze kunnen ook zichzelf weer besmetten. Wat daarom ook ontzettend belangrijk is, is ervoor zorgen dat de omgeving wordt schoongemaakt (en gedesinfecteerd met chloor of ammoniak). Dit betekent alle oppervlakken waar het dier komt, schoonmaken en desinfecteren en alle kleedjes en bedjes van het dier wassen op 60 graden. Vergeet zeker de voer- en waterbakjes niet en natuurlijk de kattenbak. Alle materialen die niet gewassen of met sop schoongemaakt kunnen worden, kunnen met een stoomreiniger gedesinfecteerd worden. Dieren die bevuild zijn met ontlasting, kun je het beste een wasbeurt geven.

Prognose

De meeste dieren komen er weer helemaal bovenop. De prognose is dus goed. Giardia is zelden dodelijk, behalve als een dier erg lang ziek is en de diarree niet aangepakt wordt. Vooral hele jonge diertjes lopen hierbij gevaar. Wat wel mogelijk is, is dat een dier drager wordt van de parasiet. Hierbij zit de parasiet altijd in zijn of haar darmen en wordt deze uitgescheiden met de ontlasting, terwijl het dier vaak geen of maar milde klachten heeft. Als een dier eenmaal drager is, komt deze hier bijna niet meer vanaf. Dit dier kan verder nog een prima leven hebben. Wel is het verstandig om deze niet bij andere honden of katten te laten wonen, zodat zij niet ook ziek of zelfs drager worden. Als het niet anders kan, dan kun je dit wel accepteren, maar zet er geen hele jonge dieren bij, omdat zij er meestal veel zieker van worden.

Er is vaak nog een kans dat een dier zichzelf weer besmet als er nog wat Giardia blaasjes in de omgeving zijn overgebleven. Als regel stellen we dat een dier en de omgeving Giardiavrij zijn, als de ontlasting van het dier drie maanden lang goed is. Na die periode is het zeer onwaarschijnlijk dat de hond of kat weer ziek wordt van dezelfde parasietjes of dat er nog parasietjes zijn in darmen en/of omgeving. Natuurlijk kan een dier verderop in leven helaas altijd weer een keer besmet raken.

Preventie

Als je dit allemaal zo leest, wil je Giardia natuurlijk liever voorkomen dan genezen. Volledig voorkomen kan bijna niet, maar er zijn enkele tips. Laat een hond geen water buiten drinken of uit een gemeenschappelijke waterbak. Ook is het verstandig (en sowieso bijna overal verplicht) om ontlasting van een besmette hond meteen op te ruimen. Bij een kat wordt dat al wat lastiger als deze zelf naar buiten mag. Als een hond of kat besmet raakt, is het beter om ze zo snel mogelijk te behandelen, zodat de kans op dragerschap kleiner wordt. Echter is dit niet altijd te voorkomen.

Bij de mens

De mens heeft zijn eigen Giardia soort, maar af en toe komt het voor dat iemand besmet raakt door zijn eigen hond of kat. De symptomen zijn dan vergelijkbaar, je kunt er best ziek van zijn. Daarom is het slim om goed je handen te wassen als je een dier met Giardia hebt geaaid of zijn of haar ontlasting hebt opgeruimd.